Structuur promotietraject

Fase 1: de start van je promotietraject
Zoals voor veel zaken, gaat ook voor een promotie het aloude spreekwoord op: ‘een goed begin is het halve werk’. Een veelgehoord antwoord op de vraag in welke periode de meeste vertraging opgelopen wordt, is: in het eerste jaar. Dit is vaak terug te voeren op het feit dat de doelstelling van het promotieonderzoek soms niet duidelijk is voor de promovendus. Het zelf formuleren van een onderzoeksdoel en -plan is voor een beginnende promovendus een zeer moelijke opgave. De consequentie is dat de promovendus wegens gebrek aan kennis door de bomen het bos niet meer ziet en niet weet waar te beginnen. Het aanreiken van een onderzoeksdoel biedt de nodige steun bij aanvang, wat uiteraard niet wil zeggen dat deze doelstelling in de loop van de tijd door de promovendus niet kan worden bijgesteld. Als bijzonder probleem moet hierbij opgemerkt worden dat er bij het hebben van een co-promotor aandacht besteed moet worden aan het feit dat beide promotoren helaas niet altijd vanzelfsprekend hetzelfde doel voor ogen hebben en op één lijn zitten. Tijdens de eerste bespreking met de promotor of dagelijks begeleider is het daarom belangrijk om duidelijke afspraken te maken en de verwachtingen te bespreken. In het eerste jaar moet ook een Training and Supervision plan (TSP) vastgesteld worden, waarin je vastlegt wat voor cursussen je gaat volgen en hoe (in grote lijnen) de thesis eruit gaat zien. Dit TSP wordt jaarlijks besproken binnen het team van begeleiders en promovendus. In het begin heeft een promovendus meer behoefte aan relatief korte gesprekken met promotor of begeleider, om erachter te komen of de ingeslagen richting nog juist is. In dit kader is regelmatig inhoudelijk overleg met collega’s ook onontbeerlijk. Over het algemeen worden werkbesprekingen binnen een vakgroep dan ook zeer gewaardeerd.
Fase 2: het tweede en derde jaar – publicaties
Niets is beter om het overzicht te bewaren over een promotieonderzoek dan het beschrijven van de onderzoeksvraag en de resultaten. Het schrijven dwingt je ertoe problemen helder te structureren en brengt lacunes in resultaten onverbiddelijk naar boven. Het tweede en derde jaar moeten benut worden om een deel van de resultaten vast te leggen in één of twee concepthoofdstukken van het proefschrift. De promotor krijgt op deze wijze een goed beeld van de schrijfkwaliteiten van de promovendus en kan desnoods ruim op tijd extra sturing geven. Door de promovendus tot schrijven te dwingen wordt tevens voorkomen dat er zich in de schrijffase problemen voordoen in de vorm van zogenaamde writer’s blocks of dat er onverwacht nog belangrijke vragen naar boven komen die voor de promotie beantwoord dienen te worden.
Einde Fase 2: aan het einde van het derde jaar – vastleggen tijdstip promotie
Aan het einde van het derde jaar moet een zeer duidelijk beeld bestaan bij zowel promovendus als promotor over de status van het onderzoek. Dit moet geuit worden in een gedetailleerde planning over de laatste onderzoeksperiode. Op dit moment moet bepaald worden of de promotie binnen het gestelde jaar afgerond kan worden of dat enige uitloop nodig is. Dit heeft als voordeel dat de promovendus precies weet wat er nog dient te gebeuren en binnen welk tijdsbestek.
Fase 3: de schrijffase
Wanneer de bovenstaande stappen nauwkeurig genomen zijn, zou de afrondende periode duidelijk gedefinieerd zijn en waarschijnlijk bestaan uit het aan elkaar knopen van losse einden en het schrijven van het conceptproefschrift. In deze fase dient de planning nauwlettend in de gaten gehouden te worden tijdens overleg tussen promovendus en promotor. Uiteraard is het doel fase 3 te beëindigen met de verdediging van het proefschrift.


ndervindt u momenteel problemen tijdens uw promotie waarbij u hulp nodig heeft?
De meeste instellingen hebben een aantal contactpunten voor hulp. Dit kompas is ontworpen om u te helpen de juiste ondersteuning te vinden.
In het uitklapmenu kunt u de instelling selecteren waar u promoveert. De routekaart toont u dan de beschikbare contactpunten. In de meeste gevallen is het verstandig om te beginnen bij de contactpunten in uw directe werkomgeving en daarna door te gaan naar hogere niveaus (zoals institutioneel of nationaal).
Onderaan de pagina vindt u enkele voorbeelden van problemen die u kunt tegenkomen en een lijst met beschrijvingen van elk contactpunt.
Uw Eerste Contactpunten
Collega's: Soms kan het al helpen om met uw collega's te praten over het probleem dat u ervaart. Dit zal u helpen de ernst ervan in te schatten en kan u bondgenoten bieden bij het ondernemen van verdere stappen.
Dagelijkse begeleider*: Uw dagelijkse begeleider is vanzelfsprekend het eerste contactpunt voor alle problemen. Hij of zij kan u helpen de volgende stappen te bepalen. Uiteraard voelt u zich misschien niet prettig om alles met uw begeleider te bespreken, of misschien is uw dagelijkse begeleider betrokken bij het probleem. Kijk in deze gevallen naar de andere beschikbare contactpunten.
Promotor of Copromotor*: Vooral in het geval van problemen met uw dagelijkse begeleider, kunt u contact opnemen met uw promotor of een ander lid van het begeleidingsteam en vragen om een een-op-een gesprek. Misschien kunnen zij (tijdelijk) inspringen en u helpen het probleem op te lossen.
Als u een conflict heeft met uw begeleider(s), kunt u ook de PNN routekaart voor conflicten met promotiebegeleiders raadplegen.
*Let op dat uw jaarlijkse beoordelingsgesprek met uw begeleidingsteam een goede gelegenheid is om problemen of suggesties voor verbetering aan te kaarten.
Nationale Contactpunten
Vakbonden: Organisaties die de belangen van academisch personeel behartigen en ondersteuning bieden bij arbeidsgerelateerde zaken, rechten en eerlijke behandeling.
NWO Loket Wetenschappelijke Integriteit: Een gespecialiseerd loket dat zich richt op zorgen over wetenschappelijke integriteit in projecten die verband houden met of gefinancierd worden door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO).
Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit (LOWI): Een onafhankelijk orgaan dat klachten met betrekking tot wetenschappelijke integriteit behandelt en een platform biedt voor een eerlijk onderzoek. Als u van mening bent dat de lokale wetenschappelijke integriteitscommissie van uw instelling een zaak niet correct heeft afgehandeld, kan het LOWI het volgende contactpunt zijn.
Politieaangifte doen: In gevallen van een strafbaar feit kunt u overwegen contact op te nemen met de lokale politie om incidenten te melden en hulp te zoeken.
