Promotiestudenten

Nederland staat internationaal bekend als een land met een goed onderzoeksklimaat; er wordt veel en van goede kwaliteit gepubliceerd. Promovendi spelen hierbij een belangrijke rol. Zij vormen ruim een derde van het wetenschappelijk personeel en zijn in Nederland meestal aangesteld als werknemer.

Al langere tijd gingen er echter stemmen op om dit systeem te veranderen. De UNL en het Ministerie van OCW zien promovendi eerder als studenten dan als werknemers. Zij wilden de aanstellingsvorm dan ook aanpassen en promovendi aanstellen als zogenaamde “promotiestudenten”. Indien promovendi aangesteld zijn als student ontvangen zij echter geen salaris, maar een beurs. Zij bouwen geen pensioen op, hebben geen vakantiedagen en geen recht op een eigen werkplek.  Hier staat tegenover dat zij meer vrijheid zouden hebben in het kiezen van een onderwerp en niet verplicht kunnen worden om onderwijs te geven, hoewel dit weigeren in de praktijk lastig kan zijn. Kortom: de situatie van promovendi zal verslechteren, waardoor promoveren minder aantrekkelijk wordt.

Het Promovendi Netwerk Nederland heeft zich daarom altijd verzet tegen de invoering van de zogenaamde promotiestudent en heeft dit ook zo verkondigd in de media (zie ook de onderstaande persberichten voor meer informatie.)

De minister van OCW heeft, ondanks een negatief advies van de Raad van State in de wijziging van de Wet op het Hoger Onderwijs van januari 2013, aangegeven dat zij een experiment wil starten met promotiestudenten op verschillende universiteiten.  Dit experiment besluit promotieonderwijs werd in 2015 aan de tweede kamer voorgelegd en goedgekeurd. Het experiment is in  2016 van start gaan aan de Rijksuniversiteit Groningen (met 850 plaatsen) en de Erasmus Universiteit Rotterdam (15 plaatsen). Voorwaarde van het invoeren van dit experiment was o.a. dat er een tussenevaluatie zou plaatsvinden om te voorkomen dat deze promotiestudenten benadeeld zouden worden als het experiment minder positief zou uitpakken.

Al bij de start stuitte het experiment op kritiek, zoals beschreven door Science Guide, de Jonge Akademie, vakbonden en studentenorganisaties als het ISO en LSVB. Al vrij snel na het invoeren van het experiment kwamen er, ook bij PNN, bezwaren van de promotiestudenten binnen. Zij voelen zich tweederangs-promovendi  omdat ze zij het zelfde werk moeten uitvoeren als “gewone” promovendi maar slechtere arbeidsvoorwaarden hebben en menen dat de beloofde voordelen van het experiment, zoals meer vrijheid, uitblijven.

In het voorjaar van 2019 heeft het onderzoeksbureau CHEPS een tussenevaluatie gepresenteerd. PNN is van mening dat deze tussenevaluatie niet de antwoorden geeft op de vragen die moeten worden beantwoord in deze tussenevaluatie. Zie ook ons uitgebreide reactie hierop. Helaas heeft minister van Engelshoven, onder druk van de Kamer, toch toegezegd het experiment voor te zetten. Dit betekent dat universiteiten zich vanaf 2020 opnieuw kunnen aanmelden. Hoewel de minister in de eerste instantie aangaf wel vertrouwen te hebben in het tussenevaluatie rapport, werd in oktober bekend dat er een onafhankelijk onderzoek zal worden uitgevoerd om deze tussenevaluatie alsnog onder de loep te nemen.

PNN is nauw betrokken bij deze ontwikkelingen. Via deze pagina en onze nieuwsberichten proberen we jullie up-to-date houden. Mocht je in de vragen hebben of problemen ervaren met je eigen aanstelling, dan kan je altijd contact met ons opnemen via info@hetpnn.nl. 

Relevante PNN persberichten
Deel deze pagina

Meer weten? Neem contact op met Antonio Pinilla Torres voor advies.

Antonio Pinilla Torres

Arbeidsvoorwaarden – buiten-, internationale en beurspromovendi

bibspromovendi@hetpnn.nl