Het experiment promotieonderwijs, dat zich met 850 promotiestudenten hoofdzakelijk aan de Rijksuniversiteit Groningen afspeelt, wordt op dit moment geëvalueerd. Doel van de tussenevaluatie is om te bepalen of het experiment tussentijds moet worden stopgezet. De RUG lijkt een (positieve) tussenevaluatie echter vooral te zien als een kans om het experiment verder te kunnen uitbreiden met nog eens 800 promotiestudenten. PNN waarschuwt: de tussenevaluatie uitgevoerd door onderzoeksbureau CHEPS kenmerkt zich door inmenging en (de schijn van) partijdigheid. Na intern tevergeefs herhaaldelijk aan de bel getrokken te hebben, ziet PNN zich genoodzaakt naar buiten te treden.

Achtergrond

Het experiment promotieonderwijs heeft tot veel commotie en Kamervragen geleid. Terwijl in Nederland promovendi normaal gesproken universitaire medewerkers zijn, worden zij binnen het experiment aangesteld als student met een beurs. De zelfevaluaties van de RUG zijn zeer positief, maar vanuit promotiestudenten komen andere geluiden. De toegezegde voordelen van het experiment, zoals meer vrijheid in het onderzoek en geen onderwijstaken, vallen volgens hen in de praktijk tegen. De nadelen blijven staan: promotiestudenten lopen ruim € 20.000 mis ten opzichte van werknemer-promovendi, bouwen geen pensioen op en worden niet beschermd door de cao. Eerder toonden partijen als het Promovendi Netwerk Nederland, het Interstedelijk Studenten Overleg en de Raad van State zich zeer kritisch over het experiment.

De tussenevaluatie

Ter bescherming van de jonge onderzoekers die onder dit experiment vallen, zou er een tussenevaluatie plaatsvinden om te bepalen of het experiment tussentijds stopgezet dient te worden. Momenteel wordt in opdracht van het Ministerie van OCW deze tussenevaluatie uitgevoerd door het onderzoeksbureau CHEPS (Universiteit Twente).

Van een onafhankelijke tussenevaluatie is echter geen sprake, zo blijkt uit stukken die PNN aan het NRC Handelsblad ter inzage heeft gegeven. CHEPS baseert zich bij haar onderzoek vooral op eerdere zelfevaluaties en enquêtes vanuit de RUG, zonder toegang te hebben tot de onderliggende ruwe data. Ondanks herhaald aandringen, heeft het onderzoeksbureau nagelaten om zelf gestructureerd kwantitatief onderzoek te doen onder promotiestudenten.

In aanvulling op de RUG-data zijn er interviews gehouden met een handjevol betrokkenen: hoofdzakelijk beleidsmedewerkers en bestuurders van de RUG, maar ook enkele vertegenwoordigers van promovendi, studenten en Universiteitsraad. PNN  heeft klachten ontvangen dat deze personen, die benaderd (en deels geselecteerd) zijn door de RUG, werden aangespoord om positief te zijn over het experiment: “We hopen dat een positieve tussentijdse evaluatie voor de politiek voldoende aanleiding zal zijn om de door ons gewenste uitbreiding van het huidige quotum toe te staan. […] Ik weet dat de huidige Minister negatief lijkt te staan ten opzichte van het door de vorige Minister gestarte programma promotieonderwijs. Daarom is het extra belangrijk dat deze tussentijdse evaluatie goed verloopt.” Wat ook opvalt is dat de RUG-beleidsmedewerkers en bestuurders vooraf een lijst met te bespreken onderwerpen toegezonden kregen zodat zij zich goed konden voorbereiden op het interview. Veel van de potentieel kritische personen kregen deze mogelijkheid niet.

Na klachten over deze gang van zaken, is PNN gevraagd om te helpen bij de organisatie van een rondetafel met promotiestudenten. Deelnemende promotiestudenten gaven echter aan dat het onderzoeksbureau CHEPS hierbij sturend optrad. Bovendien lijkt veel van deze door promotiestudenten geuite kritiek niet te zijn meegenomen in de evaluatie en ook niet verder onderzocht, zo bleek uit een conceptrapport dat PNN heeft kunnen inzien.

Geen onafhankelijk onderzoek

Deze gang van zaken maakt dat de tussenevaluatie hoofdzakelijk een herhaling dreigt te worden van de eigen bevindingen van de RUG – een partij die groot belang heeft bij een positieve uitkomst – aangevuld met interviews waarvan de objectiviteit zeer twijfelachtig is. Van een onafhankelijke tussenevaluatie door CHEPS is volgens PNN geen sprake, wat een schending zou zijn van de Nederlandse Gedragscode Wetenschappelijke Integriteit. Bovendien kunnen vraagtekens gezet worden bij de uitvoering van het experiment door de RUG. Een experiment vraagt om onafhankelijkheid en objectiviteit. PNN meent dat deze basisvoorwaarden geschonden zijn. Er is geen sprake van een experiment als de uitkomsten daarvan op voorhand vaststaan door actieve beïnvloeding en pogingen onwelgevallige geluiden te onderdrukken.

Photo by Lucas Law on Unsplash

Share this page