Donderdag 20 februari nam PNN-voorzitter Lucille Mattijssen plaats in de paneldiscussie bij de presentatie van het boek ‘De Ideale Universiteit’ van Floris Cohen. Voorafgaand aan de discussie kreeg ze de gelegenheid om kort in te gaan op hoe Floris Cohen het promotiestelsel in de Ideale Universiteit had uitgedacht. Haar kritische betoog vind je hieronder:

“Floris Cohen vroeg mij om in te gaan op de volgende vraag: “Stel dat je je eigen promotie-traject volgens mijn verbouwingsvoorstel zou moeten afronden, zou je dan vooral de pest in hebben, er juist gelukkiger van worden, of iets daartussen in?”

Het korte antwoord op deze vraag luidt: ik zou er zwaar de pest in hebben. Heel zwaar. En daar heb ik verschillende redenen voor.

Laat ik beginnen met de simpelste, praktische reden: in de Ideale Universiteit zou een promotietraject slechts drie jaar duren. Ik zit inmiddels in mijn vierde jaar, dus in de praktijk zou het betekenen dat ik geen baan meer zou hebben. Zelfs als mijn hele traject in de Ideale Universiteit had plaatsgevonden, zou ik niet per se eerder klaar zijn geweest: het is niet dat ik in de ideale universiteit meer tijd zou hebben voor onderzoek dan ik nu doe, minder zelfs. Dat zou voor mij een probleem worden, maar waarschijnlijk ook voor veel promovendi. Want als de eisen voor het succesvol afronden van een promotietraject hetzelfde blijven als nu (en dat neem ik even aan omdat daar los van de tijdverdeling niet op wordt ingegaan), dan is drie jaar gewoon te kort. Nu is de gemiddelde promotieduur ongeveer vijf jaar, dus de vier jaar die de meeste promovendi nu hebben is al wat aan de krappe kant. Laat staan hoe het zou zijn in drie jaar. Als de promotieplechtigheid dan ook nog binnen die drie jaar moet plaatsvinden, wat betekent dat er binnen die drie jaar ook door een leescommissie en door een replicatiebureau naar het proefschrift moet worden gekeken, dan blijft er in de praktijk maximaal tweeëneenhalf jaar over. Dat is gewoon niet te doen.

Maar los van deze praktische bezwaren, zou ik ook pissig zijn om een meer fundamentele reden. In de ideale universiteit is het promotietraject “het afsluiten van je studie op het hoogste niveau.” Promovendi worden daarom aangenomen op een beurs, en zijn dus gewoon studenten, net als op bachelor en masterniveau.

Daar ben ik het grondig mee oneens.

Iedere promovendus zal namelijk beamen dat de werkzaamheden die verricht worden tijdens een promotietraject amper te vergelijken zijn met het volgen van een bachelor of masteropleiding. Waar bachelor en masterstudenten toch voornamelijk kennis verwerken en opdoen, zijn promovendi verantwoordelijk voor het leeuwendeel van het onderzoek aan Nederlandse universiteiten – iets wat Floris nota bene zelf stelt. Daarnaast dragen zij, ook in de Ideale Universiteit, bij aan onderwijs. Om het even in economische termen uit te drukken: zij leveren dus productie voor de universiteit. Promovendi produceren kennis.

In het huidige stelsel wordt dat, in de meeste gevallen, gewaardeerd met een arbeidsovereenkomst die promovendi arbeidsrechtelijke bescherming en een redelijk salaris biedt. Het feit dat de promovendus inderdaad in opleiding is, en dus minder productief dan een gepromoveerd wetenschapper, komt al tot uiting in een lager salaris. Het wegnemen van arbeidsrechtelijke bescherming, terwijl er wel productie wordt geleverd, is dus onrechtvaardig.

Ikzelf beschouw promoveren eigenlijk als, iets wat in het boek ook wordt genoemd, een vakinhoudelijke specialisatie. Ik snap niet zo goed waarom Floris van mening is dat de vakinhoudelijke specialisatie tot bijvoorbeeld arts en advocaat wel in een werkkring, dus met salaris en arbeidsrechtelijke bescherming, kan plaatsvinden, en de vakinhoudelijke opleiding tot wetenschapper resulteert in een studentstatus. Het feit dat er aan universiteiten studenten rondlopen wil niet zeggen dat je die vakinhoudelijke specialisatie dan ook maar tot studentstatus moet reduceren.

 Floris staat echter niet alleen. In Nederland, en vooral in het noorden daarvan, zijn vele krachten actief die ernaar streven om promovendi te reduceren tot studenten. Het zijn in de regel hoogleraren en bestuurders die hiervoor pleiten, omdat zij van dergelijke maatregelen profiteren. Zelfs als de promotiepremie wordt afgeschaft, zoals Floris voorstelt, blijft de universiteit profiteren van goedkope krachten die het leeuwendeel van het onderzoek uitvoeren.

Deze hoogleraren en bestuurders gaan er echter aan voorbij dat zij de meest precaire groep binnen de wetenschap, wat promovendi zelfs met werknemersstatus zijn, nog verder omlaag trappen. Het ergste is dat zij hiermee wegkomen, juist omdat promovendi gedreven zijn en passie hebben voor de wetenschap, die wetensdrang hebben waar in het boek ook naar verwezen wordt. Deze wetensdrang maakt deze promovendi kwetsbaar voor misbruik, en er wordt dan ook gewoon schaamteloos misbruik van hen gemaakt. Daar komt ook nog eens bij dat promovendi in een sterke afhankelijkheidsrelatie met hun supervisor zitten, wat het voor hen moeilijk maakt om voor zichzelf op te komen: ruzie met je supervisor betekent vaak het einde van je promotietraject.

Ik vind het buitengewoon kwalijk dat nota bene wetenschappers, die zelf die wetensdrang ook hebben, diezelfde wetensdrang misbruiken om de kwetsbaarste groep uit te buiten voor eigen gewin. Ook een Raad van Beroep zal promovendi daar niet tegen kunnen beschermen.

Maar los van dat promovendi de dupe zijn van dit bursalensysteem, denk ik ook dat de Ideale Universiteit zichzelf hiermee uiteindelijk in de voet schiet. Meneer Cohen vreest nu al dat de meest getalenteerden van de jongste generatie de universiteit de rug toekeren. Door de arbeidsvoorwaarden voor promovendi te verslechteren, en eigenlijk volledig weg te nemen, is de kans groot dat steeds meer getalenteerden de wetenschap de rug toekeren. Want wetensdrang is misschien waardevol, met wetensdrang kun je je huur niet betalen (een hypotheek is toch al niet van toepassing, die kunnen beurspromovendi toch niet krijgen). Ik weet dat meneer Cohen salarismatigingen voorstelt om zo de intrinsiek gemotiveerden te behouden, maar intrinsieke motivatie is niet gelijk aan talent. Je houdt eigenlijk alleen mensen over die het zich kunnen veroorloven om nog eens drie jaar in een precaire situatie te zitten, bijvoorbeeld omdat zij steun van hun ouders genieten, en degenen die echt bereid zijn om alles te doen om maar te promoveren, terwijl dat per definitie niet gelijk staat als het hebben van het meeste talent om te promoveren.

De minder geprivilegieerde talenten zullen op een gegeven moment gewoon een inkomen willen gaan genereren, de vruchten van hun opgebouwde human capital gaan plukken. De flexibilisering van de arbeidsmarkt leidt voor jongeren al tot uitstel van vele belangrijke levensgebeurtenissen, zoals de aankoop van een huis en het starten van een gezin, laat staan wat er gebeurt als je daar ook nog eens een precaire situatie die niet eens een tijdelijke arbeidsrelatie is aan toevoegt. Ik denk dat veel talenten eieren voor hun geld zullen kiezen en de Ideale Universiteit zullen verlaten. Om dit persoonlijker te maken: ik zou de Ideale Universiteit hebben verlaten. En ik werk momenteel op een NWO onderzoekstalentbeurs.

Uiteindelijk komt het allemaal samen in het kernbegrip waardering: hoeveel waarde wordt er toegekend aan de bijdrage die promovendi leveren aan de universiteit? Blijkbaar is er binnen de Ideale Universiteit slechts weinig waardering voor promovendi, omdat zij als enige van de zes soorten mensen die de Ideale Universiteit bevolken geen arbeidsovereenkomst krijgen. De Ideale Universiteit is voor promovendi dus verre van ideaal. En om heel eerlijk te zijn, te moeten horen dat sommige mensen vinden dat het werk dat ik en andere promovendi dag in dag uit doen, geen arbeidsovereenkomst waard is, geen echt werk is, dat doet gewoon pijn.

 En het mooiste is nog dat Floris ook nog eens van promovendi, die niet eens een arbeidsovereenkomst waard zijn voor het werk dat ze doen, verwacht dat zij de Ideale universiteit verder gaan uitbouwen. Sorry, maar daar worden we niet voor betaald.

Deel deze pagina